Veelgestelde vragen

<- Terug naar InfraData

Tijdens de kennissessie digitaal ontwerpen van 9 november 2022 zijn er door cluster GI/IDE bij gebruikers diverse behoeften, vragen en wensen opgehaald.

De input is onderverdeeld in verschillende categorieën en per item is een antwoord geformuleerd vanuit de betrokken collega. De antwoorden worden gedeeld op een platform dat voor alle betrokkenen toegankelijk is. Zo wordt de informatie breed beschikbaar gesteld.

Disclaimer: Niet alle vragen kunnen (al volledig) worden beantwoord. Dit hangt samen met de dynamiek van het programma GI/IDE en de ontwikkelingen die lopen. De vragen op het platform zullen daarom regelmatig worden gecheckt en waar mogelijk van een update worden voorzien.

Terechte vraag. Deze uitdaging is bij de teams van GI en IDE bekend. Goede communicatie, kennisplatform, kennissessies, opleiding etc zijn een aantal ingrediënten om dit tot een succes te maken.

Ook in de FIS fase is het noodzakelijk het IMX te toetsen, want ook hier kunnen fouten worden gemaakt. 

Het proces met o.a. RVT moet nog worden ingericht. De gesprekken daarover moeten nog worden ingepland.

FIS fase is erbij gekomen in IM Spoor en inderdaad niet op ingericht dat dan nog niet die mate van details bekend is ; IM Spoor is hierin nog niet flexibel genoeg. Hier is een RFC voor in OTL: RFC nr.22121

https://otl.prorail.nl/otl/app/rfc-overzicht/rfc/fc54d823-6f07-478f-b647-b9a6a59efb08/rfc

Er wordt gekeken of er een presentatie van RHDHV en Movares over FIS fase IMX gebruik (EHL) als special kan worden georganiseerd. Dit zou al eerste inzichten kunnen geven.

Verzoeken tot wijziging van de uitwisselscope kunnen worden aangegeven via het RFC kanaal, deze worden vervolgens besproken en wanneer gegrond meegenomen in de volgende versie.

Uitwisselscope 5.0 v3 is gedeeld voor review; de kritische objecten moeten worden gecontroleerd. Tussen versie 2 en 3 zijn veel objecten in en uit scope gegaan die als kindobject al vereist waren. De nieuwe versie is een meer logische scope met afgestemde mogelijkheden.

Het SWOD (SeinWezen Overzichts Document) bestaat in de tekening vorm uit een OBE, OS en OR blad. Er bestaat regelgeving over welke documenten er wanneer gebruikt moeten worden.

Stap 1 : objecten/relaties in IMSpoor

De objecten van alle drie deze bladen staat in IMSpoor/OTL. (https://otl.prorail.nl/otl/) . Niet alles staat in IMX, omdat IMX het uitwisselformaat is, en niet alles uitgewisseld hoeft te worden met het IB. Wat wel uitgewisseld moet worden, staat per fase beschreven in de Uitwisselscope (https://otl.prorail.nl/uitwisselscopes/).

Stap 2 : tooling voor visualisatie van deze objecten/relaties

Daarnaast is er de visualisatie van de objecten die op de OBE, OS en OR bladen staat. Visualisatie van de OBE-objecten kan worden gedaan via Track Changes. Track Changes heeft een geografische, schematische en tekstuele uitleg in zich waarmee de OBE-objecten gevisualiseerd kunnen worden. Track Changes maakt gebruik van schemaviewer services die IB’s ook kunnen  gebruiken in hun eigen viewers.

Voor het OR en OS blad zijn er momenteel vanuit ProRail nog geen goede viewers. Er wordt wel gewerkt aan een seinbeeldrelatie viewer. Voor de OS, OR en OBE bladen visualisaties ontwikkelen de IBs hun eigen tooling.

In (de huidige versie van) Naiade kunnen business rules worden aan- en uitgezet zodat verschillende projectfasen bediend kunnen worden tijdens realisatie. In de nieuwe versie van Naiade (planning nog niet bekend) worden business rules en fasen automatisch gekoppeld.

Er gaat vanuit RVT een generiek toetsplan komen. De aanpassingen aan RLN00392 zijn verwachte tweede helft 2023.

Om een IMX te kunnen beoordelen hebben we tooling nodig. Dit is Track Changes voor RVT. Deze is ontwikkeld aan de hand van een informatieprofiel, OTL, uitwisselscope en gebruikerswensen/eisen. Bij de ontwikkeling is in eerste instantie geen expliciet onderscheid gemaakt in RVTO en DO. Degene die een DO toetst, zal dat met een eigen verantwoordelijkheid doen. RVT doet geen 100% verificatie, maar beoordeelt of het ontwerp voldoet. RVT toetst met name op het Railverkeerstechnische ontwerp (maakbaarheid, gebruikswaarde, veiligheid, etc.) en heeft daar haar toetsbehoefte op gebaseerd.

Op de OTL site met uitwisselscope en info en updates kan er meer informatie worden gevonden (zie de pagina Wegwijzer op deze site).

Klopt, er gaat informatie van het blad verloren naar Infra Atlas, wat weer de basis van de initiele Naiade vulling is. Er is een bredere inventarisatie nodig over welke informatie er mist en essentieel is.

Verder komt informatie ook vanuit andere bronnen zoals 1:1000 tekeningen, BVL tekeningen etc. Niet alles hoeft in Naiade. En niet alle data is beschikbaar en/of geschikt (niet nauwkeurig) om in Naiade te kunnen gebruiken.

De eisen komen voort uit ontwerpvoorschriften en data eisen, welke systemen nodig hebben. In de bijlage van RLN60040 worden eisen t.a.v. nauwkeurigheid gesteld. De onderdelen per ontwerpfase kan je terugvinden onder de uitwisselscopes van OTL: https://otl.prorail.nl/uitwisselscopes/ .

Er worden een aantal procesplaten momenteel uitgewerkt. DO is al onderdeel van de huidige scope. De processtroom van de fases zal ook onderdeel zijn van de basisopleiding IMSpoor die nu in ontwikkeling is. 

De nauwkeurigheid van de levering wordt opgenomen in de datakwaliteit rapportage die wordt meegestuurd.

De componenten die op elkaar moeten zijn aangesloten zijn:

  1. Modelwijziging IM Spoor
  2. Uitwisselscope obv 1) (over welke objecten gaat het)
  3. Validatieservice obv 1)
  4. Invulinstructies obv 1) (hoe in te vullen)
  5. Handboek Routes en Seinbeelden obv 1)
  6. RLN (over het proces), OVS-en voor zover van toepassing (wat) (igv ERTMS meestal OVS60040-2)

Deze onderdelen hebben een relatie met elkaar maar het is hier belangrijk het onderscheid te maken tussen de vigerende versie en een gepubliceerde versie.

De modelwijzigingen genoemd in stap 1 kunnen allemaal los gepubliceerd worden. Om een versie vigerend te krijgen, heb je punt 1-5 nodig, plus daarbij nog de benodigde aanpassingen in de applicaties (zoals Naiade) om het werkbaar te krijgen.

In OTL zie je meerdere gepubliceerde versies staan, maar de vigerende versie is een eerder gepubliceerde versie omdat daar de andere punten wel allemaal voor bijgewerkt zijn.

Punt 6 staat eigenlijk apart; vanuit ERTMS klopt het inderdaad dat punt 6 erbij hoort. Voor conventioneel is dit niet zo.

 

Momenteel wordt er binnen ERTMS wel met een andere versie gewerkt dan binnen conventioneel; conventioneel werkt met de vigerende versie, maar voor ERTMS is die versie niet werkbaar, dus daar wordt gewerkt met versie 5.0.0

Uit de memo ERTMS en digitalisering:

Daarnaast faseren AM en ICT in het digitaliseren van techniekvelden. Als eerste techniekvelden om te digitaliseren zijn treinbeveiliging en treinbeheersing geselecteerd, omdat deze gegevens de meeste impact hebben op de kernfuncties van ProRail (ontwerpen /bouwen / onderhouden / besturen / plannen).

Er is ook besloten dat andere techniekvelden op termijn overstappen naar IMSpoor, zoals energievoorziening (EV) en ondergrondse infra (IO). Met uitzondering van bovenleidingtekeningen zijn hier nog geen concrete stappen gezet.

Deze vraag is niet generiek te beantwoorden want ieder systeem heeft zijn eigen behoefte. Deze behoeftebepaling moet komen vanuit de eigenaar van het systeem.

Voor de bestaande systemen zijn er IRS-en en de add-ons tbv ERTMS zijn ook bekend.

RIGD Loxia/ systeemleveranciers zijn de partijen om dit proces in de gaten te houden en bij te sturen (van vereiste naar RFC)

Momenteel is de aanpak als volgt in het proefbedrijf:

Op basis van tooling wordt gekeken welke werkgebieden overlappen. Vervolgens wordt op basis van IDS volgorde bepaald welk ingenieursbureau de eerste uitgifte krijgt en na verwerking krijgt de volgende. Met deadlines voor doorlooptijd.

Integratie is een complex issue met vele vragen; er wordt aan gewerkt om te kijken hoe dit het beste gedaan kan worden.

Integratieoverzicht, volgorde op basis van IDS, vaste afgesproken doorlooptijd en het eerste project ruim van tevoren uitleveren zodat alle projecten op tijd zijn verwerkt.

Er worden data-integratie plannen gemaakt; zodra hier meer over te melden valt, zal dat op deze site worden gepubliceerd.

Er is een consistent ontwerp richtlijn. Een onderdeel daarvan zijn afspraken over hoe IMX ingevuld wordt voor conventionele ontwerpen (objecten en attributen). In deze situatie bestaat altijd nog het OBE-blad. Deze richtlijn ziet er op dat de er dus altijd zoveel mogelijk consistentie is van IMX met OBE-bladen. Deze afspraken gelden voor alle situaties waarbij zowel OBE-bladen, als een ontwerp in IMX wordt geleverd.

Dit onderwerp wordt opgepakt binnen ProRail Treinbeveiliging. Verwachting is dat het analoog is aan de bestaande situatie. Het is de verwachting dat voor de eerste ontwerpen de KKT’s nog niet definitief zijn ingericht. Tot die tijd moet voor het ontwerp-proces op alternatieve wijze worden aangetoond dat het gevolgde proces voldoende veilig is, zonder dat volledige conformiteit aan KKT’s kan worden aangeroepen.

RLN60040 is gemaakt voor de 'nieuwe' wereld en deze wordt momenteel opgetuigd. Moet analoog gaan aan oude wereld. Wanneer het ontwerpproces verandert, kan het noodzakelijk zijn dat anders moet worden omgegaan met tooling en data integriteit. Wat hetzelfde blijft: je moet voldoen aan CSM en Cenelec.

Er wordt nu InfraAtlas data gebruikt maar dat heeft geen veiligheidsbewijs. Wij kunnen geen controles doen aan de uitgang zelf om vast te stellen dat het goed is. Uit data met InfraAtlas als bron kun je momenteel dus niet putten voor veiligheid. Van IBs wordt verwacht dat deze een veilig ontwerp opleveren gegeven de input die ze krijgen. Voor het ontwerp proces bij de IB’s kunnen bronnen beschikbaar worden gesteld en eventueel metingen worden verricht, zodat zij een veilig ontwerp kunnen leveren..

Voor de eerste baanvakken zijn de bestaande OBE-bladen nog beschikbaar als bron.

Er moet uiteindelijk een SIL-4 productieproces komen. SIL-4 refereert daarbij naar een specifiek veiligheidsniveau binnen de specificatie CENELEC EN50128. Alle (deel-)processen en tools gerelateerd aan dit proces moeten hier ingepast kunnen worden. Om dit te doen moet uit een VA blijken welke risico’s er bestaan en welke maatregelen nodig zijn. Het resultaat hiervan kan zijn dat sommige tools aan een toolklasse moeten voldoen. Dit hangt af van de rol van de tools en de gerelateerde processen in het productieproces.

De toe te passen toolcategorieën (T1, T2, T3) zijn beschreven in hoofdstuk 6.7 van de EN50128.  Hier staat ook een beschrijving van de eisen en voorwaarden die gelden voor T3/T2/T1.

IBs moeten hun eigen productieproces inrichten en ten aanzien van dit aspect beoordelen wat nodig is. Dit kan een T3 tool zijn, maar ook combinatie van een niet-geclassificeerd productieproces met T2 tools voor beoordeling. Het is aan te raden om een CSM-REA analyse uit te voeren startend met een productieprocesbeschrijving aangevuld met een veiligheidsanalyse waaruit de te gebruiken toolcategorie voor bepaalde processing binnen het productieproces voortkomt. Dit alles is natuurlijk onderhevig aan onafhankelijke toetsing van de ISA/AsBo

Het is verstandig om de assessment body vroegtijdig bij dit proces te betrekken.

 

Stap 1: inrichten van een kennisplatform dat voor in- en externen bereikbaar is (Q1 2023)

Stap 2: Ontwikkelen van een opleiding werken met IM Spoor. Inschatting van mijlpalen voor ontwikkelen van de opleiding volgt in Q2 2023 (ik verwacht dat een eerste opleidingsmodule in de loop van 2023 gereed is).

Cookie-instellingen